Beginnen met het einde in gedachten

Hoogwaardig hergebruikt materialenpaspoort en virtuele restwaarde

BAM en BlueCity bundelen hun krachten om circulariteit in de gehele bouwketen te verwezenlijken. De focus ligt daarbij op hoogwaardig hergebruik. En dat heeft vergaande consequenties voor de samenwerking. In de circulaire bouw-ambitie is iedereen in de hele keten nodig. In deze serie interviews onderzoeken we wat dit uitgangspunt betekent voor het werk op elk niveau: van opdrachtgever en directeur tot projectmanager en timmerman - en zelfs leveranciers.

In dit interview komt Hans van Hoven, manager beheer en onderhoud BAM Bouw en Techniek aan het woord.

BlueCity en BAM bundelen hun krachten om circulariteit in de gehele bouwketen te verwezenlijken

BAM biedt een totaalaanbod, van planvorming en bouw tot langdurige exploitatie en onderhoud en wil als technische dienstverlener toonaangevend opereren, ook op het gebied van circulair bouwen.BlueCity, het voormalig subtropisch zwemparadijs en voorbeeldstad voor circulaire economie, biedt de experimenteerruimte, waarbij de ambities daadwerkelijk ten uitvoering worden gebracht in een project. Door te werken aan de circulaire transformatie van voormalig Tropicana bouwt BAM meer kennis over de circulaire bouw op. 

Zoeken naar maatgeving met je ketenpartners

“De gebruiksfase begint altijd bij het begin, namelijk het ontwerp,” stelt Van Hoven. “In het ontwerp maak je keuzes die bepalend zijn voor de gebruiksfase. Het liefst betrekken wij de leveranciers vroeg, zodat we samen kunnen bepalen welke onderdelen van het project maatgevend zijn.”

Dat maatgevende, dat gaat met name over de de materiaalkeuze én garantie daarop - die ligt bij circulaire toepassingen anders dan bij nieuw ingekocht materiaal. In BlueCity waren de hoogwaardig her te gebruiken koelwanden en -deuren in de FoodHub maatgevend. Want hoe ga je, in circulair opzicht, om met tweedehands koelwanden? Een tweedehands koelwand heeft vaak nog een levensduur van tientallen jaren. Kingspan levert haar nieuwe panelen met een garantie van 40 jaar, en binnenkort wordt dat 50 jaar. Hoe borg je dat die nog prima panelen niet weg worden gegooid bij eventuele sloop?

“Die vraag hebben we in dit geval snel kunnen tackelen,” aldus Van Hoven, “omdat we al vroeg in het proces direct met Kingspan aan tafel zaten.” Kingspan levert de panelen nu als een service. Ze doen, met andere woorden, een terugnamegarantie, waarbij zij beloven de materialen terug te nemen tegen een vastgestelde prijs.

Virtuele restwaarde vraagt om kennis en kunde

Dat de koelwanden in dit geval al hoogwaardig hergebruikt worden, en bovendien als een service geleverd worden, is mooi. “Maar dat betekent ook dat je anders naar die koelwanden gaat kijken. Ze mogen natuurlijk niet vol butsen zitten. Dus moet je kijken naar hoe je het bijhoudt of het niet te veel wordt beschadigd in het gebruik,” stelt Van Hoven.

Daar zit verantwoordelijkheid in voor zowel de gebruiker als de eigenaar - en dat is nieuw: “Als je uitgaat van een bepaalde restwaarde, dan ben je zuiniger met je spullen.” En dat kan alleen als je exact weet welk materiaal er gebruikt is, onderstreept Van Hoven: “In dit project hebben we gemerkt hoe belangrijk kennis en kunde zijn, zowel met betrekking tot materiaalkennis als tot garantie.”

Vakmanschap is een energizer

Door al vanaf het begin te kijken naar de gebruiksfase, met mensen die verstand hebben van onderhoud en beheer, wordt er meer dan in reguliere bouwtrajecten nadruk gelegd op vakmanschap en ambacht. “Voor onze mensen is dat een enorme energiser,” aldus Van Hoven. “Normaal gesproken kopen we zoveel mogelijk modulair in, en dan verdwijnt vakmanschap naar de achtergrond. In deze aanpak staat vakmanschap centraal - daar gaan de oogjes van glimmen in de organisatie.”

Kent die aanpak ook nadelen? Van Hoven: “We hebben in dit project veel aan de werkvloer overgelaten. Dat heeft een bepaalde charme: je beroept je op kwaliteiten van de vakman.”  De uitdaging zit erin dat je soms dan iets te veel afwijkt van het plan

In de FoodHub is bijvoorbeeld nieuw hout, FSC-gecertificeerd, gebruikt in plaats van hoogwaardig her te gebruiken hout. “Dat was op dat moment een meer dan logische keuze, maar dat heeft wel tot een boel frustratie geleid.” De desbetreffende houten wanden fungeren inmiddels als zichtbare fuck-up; een reminder om continu met elkaar, door de hele keten, in gesprek te blijven. 

Lees meer over deze situatie in het interview met Jeroen Zandboer en Yvette Govaart.

Van pilot tot materialenpaspoort

Van Hoven gaat het de volgende keer anders aanpakken: “We gaan werken vanuit een pilot, letterlijk in de ruimte die we onder handen gaan nemen, waarbij we alle vragen van te voren doorlopen. Door de ruimte te scannen, creëren we een overzicht van alle materialen met hun kenmerken en eigenschappen. Dat zullen we bovendien bijhouden, zodat wij een gestructureerd beheerplan van het geheel kunnen maken.”

De focus komt, met andere woorden, te liggen op het materialenpaspoort. Een materialenpaspoort maakt inzichtelijk welke materialen bij de bouw zijn gebruikt en hoe ze zijn verwerkt. Dat maakt het hergebruiken en terugwinnen van materialen bij de sloop of demontage veel eenvoudiger en geeft bouwwerken meer waarde.

“Met een materialenpaspoort borg je dat de bouw zoveel mogelijk circulair wordt gedaan,” stelt Van Hoven. “Als je informatie hebt van je gebouw, de assets daarin, dan heeft dat steeds meer waarde. Virtuele restwaarde heet dat.” Bestaande materialen hebben vaak een restwaarde, gekoppeld aan conditieniveau en inzetbaarheid. “Als je je materialen kent, dan stijgt de waarde direct. Een materialenpaspoort helpt je om te bepalen welke waardevolle resources er in het gebouw zijn.”

Balans houden tussen flexibiliteit en overzicht

Een materialenpaspoort werkt ook de andere kant op: “In de FoodHub is per abuis nieuw fsc-hout gebruikt voor één wand, waar eigenlijk hoogwaardig hergebruikt materiaal voor klaar lag. Dát gaat ons dus niet meer gebeuren met een materialenpaspoort: dat soort keuzes neem je dan van te voren al mee, en daarmee maak je dit soort beslissingen voor iedereen zichtbaar, ruim van te voren.” Tegelijkertijd moet een materialenpaspoort ook flexibel zijn. Je moet immers open staan voor een onverwachts bouwmateriaal, en daar de creatieve uitdaging in zien.

Die balans tussen flexibiliteit en de wens het overzicht te behouden is soms nog lastig, erkent Van Hoven: “Circulair bouwen is een extreem flexibel proces, en voor onze organisatie is dat een behoorlijke uitdaging. Wij willen namelijk de risico’s in kaart brengen, en ontwikkelen graag een plan waar wij strak op sturen. Wij hebben wel de tijd nodig gehad om elkaar te begrijpen.”

De toekomstbestendige bouwplaats begint bij het einde

Van Hoven maakt deel uit van een denktank, met als onderwerp de toekomstbestendige bouwplaats. “Daarin kunnen we de ervaring die we binnen BlueCity hebben opgedaan meenemen.” In de denktank zitten partners zoals Dura Vermeer, die eigenlijk een concurrent is. Maar ook toeleveranciers zoals Maasdam, die sterk is in interieurafwerking. “Als we met de keten aan tafel zitten, sparren we over allerlei thema’s: energieverbruik, afvalverbruik, fossiele brandstoffen, afvalbeheersplan, afval scheiden en voorkomen, slimme bouwplaatslogistiek, slimme manieren om CO2-vrij materialen op een locatie krijgen. Dat soort dingen.”

Voor Van Hoven zelf staat één zaak voorop: “Om goed circulair te werken, moeten we eigenlijk beginnen vanuit de gebruiksfase, niet vanuit ontwerp.” Heel ongebruikelijk, maar essentieel: “Het is doodsimpel: straks heb je gewoon geen materialen meer, en dan móet je wel nadenken over hergebruik.”

Het huidige model noemt hij ook wel het Bahama’s-model: “Dat een opdrachtgever zegt: ‘Hier heb je een zak met geld, dit is het Plan van Aanpak, als je klaar bent, geef mij een belletje en kom ik terug - dat model, dat kan niet blijven werken. Duurzaam bouwen is samenwerken door de hele keten.”

Persoonlijke drijfveren

Een wereld achterlaten die toekomstbestendig is - daar doet Van Hoven het voor. “Waar ik heel blij van wordt, is als je merkt dat je mensen inspireert, dat je ze aanzet tot handelen.” Eindeloos in de filosofie blijven hangen is geen optie: “Het verschil wordt in de actie gemaakt. Dát is circulair bouwen: vooral dóen.”

Eén van de mooie dingen die hij zag gebeuren, was dat het hele team zijn netwerk heeft ingezet om aan geschikte materialen te komen. “Traditioneel zit iedereen strak in zijn eigen rol, maar nu kijkt iedereen buiten zijn rol als het gaat om materialen.”

Van Hoven kijkt met plezier terug op de bouw van FoodHub en Lab: “BlueCity is voor ons een fantastische omgeving, het gaat om echte projecten. Er zijn doelstellingen natuurlijk, maar ook ruimte om te kunnen oefenen. Dat we kunnen blijven leren, dat is eigenlijk de sleutel.”

Modulair versus ambacht

Niet alleen binnen zijn eigen team en bedrijf, maar in de hele bouwsector neemt het bewustzijn toe. Toch twijfelt Van Hoven over de weg die af moet worden gelegd naar een 100% circulaire bouwplaats: “Wat wij in BlueCity doen, met hoogwaardig hergebruikt materiaal dat door ambachtslieden wordt verwerkt, is absoluut transitie-bevorderend, maar ik weet niet of het ook toekomstbestendig is. Daarvoor is de schaal waarop wij willen bouwen te groot.”

Een oplossing daarvoor is modulair bouwen, dat wil zeggen dat de onderdelen op werkplaatsen elders in het land in elkaar gezet worden, en op de bouwplaats alleen nog maar gemonteerd hoeven te worden. “Modulariteit is de circulariteit van de toekomst”

odulair bouwen biedt veel voordelen: omdat het werk minder specialistisch is, heb je een grote poule met mensen die het kunnen uitvoeren. “Daarnaast zou je dan een team met specialisten moeten hebben, die over de kennis, kunde en creativiteit beschikken om met reststromen te kunnen werken.” Van Hoven ziet deze periode in de bouw als transitiefase. Wat de toekomst brengt is onzeker, maar toekomstgericht werken is hoe dan ook essentieel.

BlueCity en BAM bundelen hun krachten om circulariteit in de gehele bouwketen te verwezenlijken